De ruzie is vastgelegd op camerabeelden. De verdediging maakt daaruit op dat de schutter en zijn medeverdachte handelden uit noodweer. De rechtbank Limburg ging daar niet in mee, maar het hof oordeelt na het zien van de beelden anders en vindt dat er wél sprake is van noodweer.
Het hof gelooft dat de schutter en zijn vrienden het voornemen hadden om zonder confrontatie bij de woning weg te gaan. De schutter heeft voordat hij het pand verliet nog gekeken of de kust veilig was. Net nadat hij met zijn drie vrienden de deur uitliep, kwamen de buurman en zijn partner de hoek om en liepen hen gewapend met messen tegemoet. De schutter toonde het vuurwapen, maar dat weerhield de buurvrouw er niet van met een mes te dreigen. De medeverdachte zwaaide met een knuppel naar het mes maar werd door de buren teruggedrongen in de doodlopende steeg waaraan de toegangsdeur naar de woning zat.
Nadat de buurvrouw een mes en de buurman een glasscherf naar de medeverdachte had gegooid en de buurman op het punt stond opnieuw een grote glasscherf te gooien, was er voor de schutter geen andere optie dan te schieten op de buurman om de medeverdachte te verdedigen. Daarna heeft hij ook de buurvrouw door een knie geschoten toen zij op het punt stond hem met een mes aan te vallen.