Het gaat om een juridisch verschil van inzicht over artikel 261 van het Wetboek
van Strafvordering (Sv). In dit artikel staat omschreven waar bewijsmateriaal
aan moet voldoen. De oorsprong van het verschil in inzicht is dat het OM begin
2011 is begonnen met een nieuwe manier van ten laste leggen in kinderpornozaken.
Tot 2011 werden alle beelden die in een dossier zaten, expliciet omschreven.
Daarna is gekozen voor een minder expliciete opsomming; de afbeeldingen worden
sindsdien ondergebracht in categorieën. Het OM voegt sindsdien bestanden bij het
strafdossier, niet de afbeeldingen. Het juridische verschil van inzicht gaat nu
om de vraag of deze manier van ten laste leggen voldoende is. Sommige rechters
vinden van wel, andere niet, waaronder de rechtbank Limburg. Die verwijst
daarbij naar een uitspraak van de Hoge Raad uit 2011, waarin staat dat heel
duidelijk moet zijn waarvan iemand wordt verdacht, zodat hij zich daartegen kan
verdedigen. Ook kamers in de rechtbanken Den Haag, Limburg, Oost-Brabant en
Noord-Nederland vinden in specifieke zaken dat de nieuwe werkwijze van het OM
niet voldoet aan artikel 261 Sv.