De verdachte heeft bekend te hebben geschoten. Volgens hem deed hij dat uit schrik en had het idee dat hij zich moest verdedigen omdat hij dacht dat de bestuurder van de auto, maar ook het latere dodelijke slachtoffer een wapen pakte toen die uit de auto stapte. De rechtbank vindt deze verklaring niet aannemelijk: er is in het onderzoek geen wapen aangetroffen en de verdachte kon vanaf de plek waar hij stond ook helemaal niet zien of de bestuurder van de auto inderdaad een wapen pakte. Dat de man zich na het schietincident een half jaar in Suriname verscholen hield en pas na nog eens een half jaar na zijn aanhouding verklaarde dat hij dacht dat er een noodweersituatie was, draagt ook niet bij aan de geloofwaardigheid van zijn verhaal.
Tegelijkertijd oordeelt de rechtbank dat er geen aanwijzingen zijn dat de man vooraf van plan was iemand dood te schieten. Hij wordt dan ook niet veroordeeld voor (poging tot) moord.