De rechtbank is van oordeel dat de verdachte bestraft dient te worden voor zijn handelen voor zover hem dit kan worden toegerekend, dus voor de bewezen verklaarde doodslag. Op grond van zijn geestesgesteldheid rekent de rechtbank het doden van zijn partner in mindere mate aan de verdachte toe dan de officier van justitie. De rechtbank komt daarom tot een lagere gevangenisstraf dan geëist. Hierbij laat de rechtbank ook meewegen dat het van belang is dat de verdachte binnen afzienbare tijd behandeld kan worden.