Laden...

Afwijzing verzoek opleggen stikstofmaatregelen aan gemeentebestuur Den Haag onvoldoende onderbouwd

Dit is een afdruk van een pagina op Rechtspraak.nl. Kijk voor de meest actuele informatie op Rechtspraak.nl (http://www.rechtspraak.nl). Deze pagina is geprint op 01-01-1970.

Skip Navigation LinksRechtbank Den Haag > Nieuws > Afwijzing verzoek opleggen stikstofmaatregelen aan gemeentebestuur Den Haag onvoldoende onderbouwd
Den Haag, 23 oktober 2025

Het College van Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland heeft een verzoek van Mobilisation for the Environment (MOB) om maatregelen op te leggen aan het gemeentebestuur van Den Haag vanwege de stikstofemissies van het gemotoriseerde verkeer in en rondom de stad afgewezen. Het afwijzende besluit van het college is niet met de vereiste zorgvuldigheid genomen en onvoldoende gemotiveerd. Het college kan het  gebrek herstellen binnen een periode van 12 weken. Dat volgt uit een tussenuitspraak van de rechtbank Den Haag. 

Gevraagde maatregelen

MOB heeft het college verzocht om op grond van artikel 2.4 van de Wet natuurbescherming (Wnb) maatregelen op te leggen aan het gemeentebestuur van Den Haag met betrekking tot stikstofemissies van het gemotoriseerde verkeer in en rondom de stad Den Haag. Volgens MOB zijn deze maatregelen noodzakelijk om schadelijke stikstofdeposities op de Natura 2000-gebieden 'Meijendel & Berkheide' en 'Westduinpark & Wapendal' terug te brengen. MOB noemt als maatregelen het instellen van verkeersvrije zones, het terugbrengen van tweerijbaans- naar enkelrijbaanswegen, het instellen van eenrichtingsverkeer, het versneld uitfaseren van sterk vervuilende tweetakt tweewielers, het opheffen van parkeervoorzieningen en het ingrijpend verhogen van parkeertarieven voor een tweede auto. 

Afwijzingsbesluit

Het college heeft dit verzoek afgewezen, met als motivering dat artikel 2.4 van de Wnb hem niet de bevoegdheid geeft om iemand te verplichten actieve maatregelen te nemen. Deze wetsbepaling biedt volgens het college ook geen grondslag om een ander bestuursorgaan te verplichten een publiekrechtelijk besluit te nemen. MOB betwist dat het college niet bevoegd is de gevraagde maatregelen op te leggen.

Oordeel rechtbank

In deze tussenuitspraak oordeelt de rechtbank dat het afwijzende besluit van het college niet met de vereiste zorgvuldigheid is genomen en niet toereikend is gemotiveerd. De rechtbank overweegt dat op grond van artikel 2.4 van de Wnb wel verplichtingen kunnen worden opgelegd die actief handelen vereisen. Deze wetsbepaling is mede de implementatie van artikel 6, tweede lid, van de Europese Habitatrichtlijn en heeft dus een Europeesrechtelijke achtergrond. Het college heeft deze Europeesrechtelijke achtergrond ten onrechte buiten beschouwing gelaten in de beslissing om het verzoek van MOB af te wijzen.

Ook heeft het college te weinig onderzoek gedaan naar de door MOB gevraagde maatregelen. Het college stelt in zijn algemeenheid dat niet kan worden ingegrepen in de gemeentelijke besluitvorming, maar gaat niet in op de verschillende maatregelen die MOB heeft voorgesteld. Dit had wel gemoeten. Het college heeft nagelaten voor alle in het verzoek genoemde maatregelen te onderzoeken of een publiekrechtelijk besluit noodzakelijk is, welk bestuursorgaan van de gemeente daartoe bevoegd is en welk afwegingskader daarvoor geldt. Pas als dat is onderzocht, kan worden beoordeeld wat de gevolgen zijn van het Europees recht voor de vraag of het college bevoegd is om de door MOB gevraagde maatregelen op te leggen aan het gemeentebestuur.

Bestuurlijke lus

De rechtbank past de zogenoemde bestuurlijke lus toe en stelt het college in de gelegenheid om het geconstateerde gebrek in het besluit te herstellen. Het college kan het gebrek herstellen door op grond van een verbeterde motivering te beslissen op het verzoek van MOB. Als het college van die mogelijkheid gebruik wil maken, moet hij dat binnen twee weken aan de rechtbank laten weten. Voor herstel van het gebrek krijgt het college twaalf weken de tijd.

Uitspraken