In dit kort geding vordert Gazprom opheffing van de door Slavutich en Zhnyva gelegde beslagen. De voorzieningenrechter wijst die vordering toe. De rechtbank weegt in deze beslissing de beschikking van 5 juni zwaar mee. Slavutich en Zhnyva hebben niet aannemelijk gemaakt dat die beschikking fundamentele fouten bevat. Als aan de Russische Federatie immuniteit van jurisdictie toekomt voor de aan hen verweten handelingen, kan het niet anders dan dat die immuniteit ook geldt voor de partij, die louter als onderdeel van de Russische Federatie voor datzelfde handelen is veroordeeld. Daarbij weegt nog mee dat uit een arrest van de Hoge Raad uit 2023 kan worden afgeleid dat de gewelddadige, misdadige aard van de handelingen waarvoor de Russische Federatie door de Oekraïense rechter is veroordeeld, geen argument kan zijn om de immuniteit te doorbreken.
De voorzieningenrechter oordeelt om die reden dat de vorderingen van Slavutich en Zhnyva ondeugdelijk zijn en dat het belang van Gazprom bij opheffing van de beslagen van doorslaggevend gewicht is.