De rechtbank oordeelt dat het enkele feit dat de man aanhanger was van het soevereine gedachtegoed geen reden voor strafverhoging is. De man is geobserveerd, er zijn doorzoekingen geweest en zijn gegevensdragers zijn onderzocht. Op geen enkele wijze is gebleken dat de man deel uitmaakte van een gemeenschap van gelijkgestemde ex-militairen. Volgens de rechtbank is het niet onaannemelijk dat dit grootspraak was, zoals de man later zelf verklaarde. In chatgesprekken schepte de man vaker op over wapens die hij helemaal niet had. Er is ook niet gebleken dat de man een concreet plan had met de acht wapens die hij had besteld. Ook ziet de rechtbank geen bewijs dat de man van plan was om nog vaker wapens te kopen. Daarom komt de rechtbank op een lagere straf uit dan de eis van de officier van justitie.
De rechtbank volgt het advies van de reclassering en legt daarom een groot deel van de straf voorwaardelijk op, met onder meer een behandelverplichting als voorwaarde. Op die manier kan de man werken aan zijn problemen, met een stevige stok achter de deur, om te voorkomen dat hij in herhaling zou vallen. Het aanschafgeld voor de wapens krijgt de man niet terug.