De rechtbank oordeelt dat uit chats blijkt dat de verdachte ernstig geradicaliseerd is en verwerpelijke uitlatingen heeft gedaan, maar daarmee kan niet bewezen worden dat de verdachte de knoop heeft doorgehakt om daadwerkelijk een terroristisch misdrijf te plegen of voor te bereiden. Van deze onderdelen wordt de verdachte dan ook vrijgesproken. Wel heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het verwerven en delen van kennis bestemd tot het plegen van een terroristisch misdrijf en de verspreiding van video’s die opruien tot een terroristisch misdrijf.
Terreurdaden, zoals aanslagen op openbare plekken, bedreigen de democratische rechtsstaat en de internationale gemeenschap. Deze aanslagen worden gepleegd vanuit een intolerante religieuze ideologie, waarbij wordt geprobeerd het eigen gelijk op gewelddadige wijze aan anderen op te leggen. Hierbij worden – zo blijkt ook uit het bij de verdachte aangetroffen materiaal – geen middelen en methoden geschuwd en zijn onschuldige burgers vaak het slachtoffer. Dergelijke acties wakkeren dan ook veel angst aan binnen de maatschappij en zijn onverenigbaar met de democratische en rechtsstatelijke principes waarop de Nederlandse samenleving is gefundeerd.
De rechtbank vindt een deels voorwaardelijke celstraf passend en geboden, met een proeftijd van 2 jaar. Aan het voorwaardelijke deel verbindt de rechtbank diverse voorwaarden die moeten voorkomen dat de verdachte opnieuw in de fout gaat. Zo krijgt hij theologische begeleiding en mag hij gedurende de proeftijd niet in contact komen met extremistisch materiaal.