De voorzieningenrechter moet afwegen welke van twee grondrechten zwaarder weegt; het recht op vrijheid van meningsuiting van de Consumentenbond of het recht op bescherming van de eer en goede naam van AG. De Consumentenbond wijst met name op zijn belang bij een goede voorlichting van de consument en op de deugdelijke wijze waarop het onderzoek is uitgevoerd. AG stelt dat de Consumentenbond niet transparant is geweest over het verrichte onderzoek en gevolgen had moeten verbinden aan de onderzoeksresultaten die AG heeft verstrekt, te weten van onderzoeken die zij zelf heeft laten verrichten en die tot een ander resultaat hebben geleid. AG eist verder dat de Consumentenbond nog stukken aan haar verstrekt, waaronder de naam van het laboratorium dat het onderzoek heeft uitgevoerd.