De rechtbank oordeelt verder dat het verwijt dat de genomen maatregelen onvoldoende of te traag waren niet opgaat. Hierbij moet de rechtbank beoordelen welke maatregelen de Staat op grond van wettelijke en verdragsrechtelijke verplichtingen had moeten nemen, en niet zo zeer welke hij had kunnen nemen.
Vóór juli 2009 heeft de Staat vooral algemene maatregelen genomen, zonder dat precies bekend was welke bedrijven besmet waren. Dat waren maatregelen met betrekking tot hygiëne en mest en vaccinatie. De rechtbank is van oordeel dat tot dat moment geen rechtsplicht bestond om verdergaande maatregelen te treffen.
In juli 2009 heeft de Staat zijn aanpak ingrijpend gewijzigd. Op basis van een test waarmee de Q-koorts-bacterie in de tankmelk van geiten kon worden aangetoond kon worden vastgesteld of een bedrijf wel of niet besmet was. Deze test had naar het oordeel van de rechtbank niet eerder ingezet hoeven te worden. Vervolgens heeft de Staat verstrekkende maatregelen genomen ten aanzien van besmette bedrijven, zoals een vervoersverbod, een fokverbod en uiteindelijk het besluit tot het ruimen van dieren. De Staat heeft met deze gewijzigde aanpak in overeenstemming met zijn rechtsplicht gehandeld.