De rechtbank oordeelt dat door de gedragingen van de verdachte de vrees kon ontstaan dat hij een aanslag op een politicus – en daarmee een terroristisch misdrijf – zou plegen. De verdachte heeft dit bewust gedaan. Hij heeft immers verklaard dat hij zelfmoord wilde plegen en dat hij kort voor dit incident het plan opvatte om dat te doen door middel van ‘suïcide by cop’. Hij koos daarvoor bewust het gebouw van de Tweede Kamer uit, naar eigen zeggen het belangrijkste gebouw van Nederland. Hij wilde overkomen als gevaarlijk en als een bedreiging, met name richting de beveiliging van de Tweede Kamer. De verdachte heeft zich ervan vergewist dat er een debat gaande was, omdat de marechaussee dan ook aanwezig zou zijn, in de hoop dat hij door hen zou worden doodgeschoten.
Uit de verklaring van de bedreigde hostess blijkt dat de gebeurtenis een traumatische ervaring voor haar is geweest waarvan zij nog steeds gevolgen ondervindt. Het dreigen met een terroristisch misdrijf is een ernstig, indringend en angstaanjagend delict. Dit veroorzaakt gevoelens van angst met name omdat dit plaatsvond in het gebouw van de Tweede Kamer, het hart van de democratie.