Laden...

Geen publicatieverbod voor rapport onderwijsinspectie over Cornelius Haga Lyceum

Dit is een afdruk van een pagina op Rechtspraak.nl. Kijk voor de meest actuele informatie op Rechtspraak.nl (http://www.rechtspraak.nl). Deze pagina is geprint op 01-01-1970.

Skip Navigation LinksRechtbank Den Haag > Nieuws > Geen publicatieverbod voor rapport onderwijsinspectie over Cornelius Haga Lyceum
Den Haag, 11 juli 2019

De voorzieningenrechter heeft vandaag bepaald dat de onderwijsinspectie het rapport over het Cornelius Haga Lyceum mag publiceren. De school had zich verzet tegen de vaststelling van het rapport in de huidige vorm en de publicatie ervan. Volgens de rechtbank is er geen aanleiding om de publicatie van het rapport te verbieden.

​Achtergrond

De Inspectie heeft van maart tot mei een uitgebreid onderzoek gedaan op de school. Dit gebeurde na signalen van de AIVD over salafistische invloeden in de school. Er zijn geen aanwijzingen gevonden dat het onderwijs een salafistisch karakter heeft. Ook is niet gebleken dat leerlingen zijn blootgesteld aan opvattingen die strijdig zijn met basiswaarden van onze rechtsstaat.

​Burgerschapsonderwijs

Wel vindt de Inspectie het burgerschapsonderwijs onvoldoende. De school zou volgens de Inspectie onder meer ten onrechte nalaten om ondubbelzinnig afstand te nemen van contacten met personen met twijfelachtige opvattingen over basiswaarden. De school vindt het oordeel van de Inspectie onrechtmatig omdat dit in strijd is met de wet. De Inspectie zou alleen het onderwijscurriculum mogen beoordelen. Het oordeel van de Inspectie is volgens de school gebaseerd op de eigen persoonlijke opvattingen van de Inspectie, en niet op de wet. De voorzieningenrechter heeft uitvoerig gekeken naar de wetgeschiedenis van artikel 17 van de Wet op het voortgezet onderwijs. Daarin valt niet te lezen dat de Inspectie alleen maar mag kijken naar het onderwijscurriculum. De wetgever heeft hiermee juist een actieve verplichting op de school willen leggen om burgerschap en sociale integratie te bevorderen. Als onderdeel daarvan moet de school ook basiswaarden als gelijkwaardigheid en verdraagzaamheid bevorderen. De Inspectie is daarom terecht van oordeel dat het tot de wettelijke taak van de school behoort om basiswaarden actief te bevorderen. Daarin past het oordeel van de Inspectie dat het schoolbestuur ten onrechte niet ondubbelzinnig afstand neemt van contacten met twijfelachtige opvattingen over basiswaarden. Bij de beoordeling van het burgerschapsonderwijs heeft de Inspectie dan ook de wettelijke grenzen niet overschreden.

Financiële rechtmatigheid

De Inspectie heeft verder op een aantal punten geoordeeld dat sprake is van onrechtmatige bestedingen van onderwijsbekostiging. De school is het daar niet mee eens. De rechter toetst in dit kort geding alleen of de inhoud van het inspectierapport rechtmatig is. Dat betekent dat hij zich terughoudend opstelt. De rechter moet de beleidsruimte van de Inspectie als onafhankelijk toezichthouder respecteren. Bovendien heeft de school op grond van de wet de mogelijkheid om haar standpunt met het rapport mee te laten publiceren. Dat betekent dat de voorzieningenrechter niet oordeelt wie van partijen inhoudelijk gelijk heeft, maar alleen of de Inspectie niet in redelijkheid tot haar bestreden oordelen heeft kunnen komen. Daarvan is volgens de voorzieningenrechter geen sprake. De voorzieningenrechter is wel van oordeel dat het rapport op twee specifieke punten (de vacatiegelden over 2018 en de schoonmaakkosten) niet helemaal zorgvuldig is. Die gebreken zijn echter van onvoldoende gewicht om daarmee het rapport onrechtmatig te maken. Er is dan ook geen aanleiding om de publicatie van het rapport te verbieden.


Uitspraken