De voorzieningenrechter oordeelt dat de burgemeester de bevoegdheid heeft de waterwerper in te zetten als onderdeel van het politieoptreden dat erop is gericht om de Utrechtsebaan/A12 vrij te maken. Er zijn wel grenzen aan die bevoegdheid. Het gebruik van de waterwerper moet bijvoorbeeld proportioneel zijn en de inzet moet passen bij het doel: het aansporen van aanwezigen de locatie te verlaten. Incidenteel werd de waterwerper ingezet op een wijze die niet spoorde met het gehanteerde beleid. Zo is op 23 september een te harde straal op een aantal demonstranten gericht in plaats van op het wegdek. Maar de rechter komt desondanks tot het oordeel dat er geen grond is voor ingrijpen.
Als de rechter de bevoegdheid van de burgemeester zou inperken, dan wordt ingegrepen in de beoordelingsvrijheid die de burgemeester heeft bij de inzet van dit middel. Dat kan alleen als vooraf voldoende aannemelijk is dat toekomstig gebruik van dit middel onrechtmatig zal zijn. Dat is hier niet gebleken, oordeelt de voorzieningenrechter. De inzet van de waterwerper is tot nu toe ook niet in strijd met het recht op vrijheid van demonstratie. Dit recht is niet onbeperkt. De inzet van de waterwerper op bevel van de burgemeester was in overeenstemming met de wet en kon in deze omstandigheden als passend worden beschouwd, enkele incidenten uitgezonderd.