Bij de liquidatie, die werd uitgevoerd door twee personen vanaf een motorscooter, kwam één slachtoffer om het leven. De rechtbank stelt vast dat niet bewezen kan worden dat de verdachte deze moord heeft gepleegd. Wel zijn er feiten en omstandigheden die doen vermoeden dat de verdachte enige wetenschap had van wat zich rondom deze liquidatie afspeelde. Zo blijkt uit een verklaring van de verdachte dat hij zou zijn benaderd om 'iemand neer te halen', maar dat hij hiervoor bedankte. In een andere verklaring zou hij eveneens gezegd hebben dat hij van meer weet, maar dat hij niet bereid is dit te vertellen. Ook is in een getapt telefoongesprek te horen dat hij het heeft over een 'motoro' die op een 'hete plek' staat. En twee dagen na de liquidatie is de verdachte met zijn medeverdachte naar Turkije vertrokken. Uit een opgenomen gesprek blijkt dat de verdachte naar aanleiding van een aflevering van Opsporing Verzocht over de liquidatie zegt: 'kijk wat wij gedaan hebben'.
Deze omstandigheden roepen volgens de rechtbank vragen op over de betrokkenheid van de verdachte bij de liquidatie. De verdachte heeft deze vragen tijdens de zitting niet willen beantwoorden. De rechtbank oordeelt dat de omstandigheden geen wettig en overtuigend bewijs opleveren. Daarbij betrekt de rechtbank dat vaststaat dat de verdachte niet de bestuurder en ook niet de bijrijder van de motor was. Overig bewijs ontbreekt. De rechtbank spreekt de verdachte daarom van dit feit vrij.