Laden...

Minister moet alsnog evenredigheid van verlies Nederlandse nationaliteit beoordelen

Dit is een afdruk van een pagina op Rechtspraak.nl. Kijk voor de meest actuele informatie op Rechtspraak.nl (http://www.rechtspraak.nl). Deze pagina is geprint op 01-01-1970.

Skip Navigation LinksRechtbank Den Haag > Nieuws > Minister moet alsnog evenredigheid van verlies Nederlandse nationaliteit beoordelen
Den Haag, 25 juni 2021

De rechtbank in Den Haag heeft vandaag uitspraak gedaan in een zaak van een vrouw die in 2017 haar Nederlandse nationaliteit verloor en een nieuw Nederlands paspoort wil. De minister van Buitenlandse Zaken heeft dit verzoek op grond van de Rijkswet op het Nederlanderschap afgewezen. Volgens de minister hoeft hij niet te beoordelen of dit verlies in overeenstemming is met het Europeesrechtelijke evenredigheidsbeginsel. Eiseres had in december 2017 namelijk de Britse nationaliteit en dus de nationaliteit van een andere EU-lidstaat. Zij verloor toen dus niet het Unieburgerschap. Dit was toen ook niet voorzienbaar omdat de Brexit-onderhandelingen nog volop in gang waren.

Geen prejudiciële vraag over gevolgen Brexit voor Unieburgerschap

De rechtbank beantwoordt allereerst de voorvraag of Britten op 1 januari 2021 - door de Brexit - het Unieburgerschap hebben verloren. Dat doet zij zonder hierover een prejudiciële vraag aan de Europese rechter in Luxemburg te stellen. De rechtbank twijfelt er namelijk niet over dat Britten per 1 januari 2021 geen Unieburgers meer zijn. Zij beantwoordt de voorvraag dus bevestigend.

​​Datum besluitvorming in paspoortzaak ook relevant

Daarnaast oordeelt de rechtbank dat de minister ten onrechte alleen kijkt naar het verliesmoment van de Nederlandse nationaliteit voor de vraag of hij de evenredigheid van dat verlies moet beoordelen. Die vraag gaat namelijk over de toepasselijkheid van EU-recht. En hiervoor moet de minister in een paspoortzaak ook kijken naar de feiten die bij de besluitvorming bekend zijn. Alleen dan kan hij namelijk de volle werking van het EU-recht garanderen. Het arrest Tjebbes en de uitspraak van de hoogste Nederlandse bestuursrechter, waar de minister het besluit op baseert, brengen de rechtbank niet op andere gedachten. Het Brexit-voornemen lag er al toen eiseres in december 2017 de Nederlandse nationaliteit verloor. Verder was de Brexit bij de besluitvorming in deze paspoortzaak al een feit. De minister wist dit. Hoewel eiseres in december 2017 het Unieburgerschap nog niet had verloren, wist de minister bij die besluitvorming dat zij dit burgerschap op 1 januari 2021 zou verliezen. Dit alles maakt dat op de situatie van eiseres het EU-recht van toepassing is. De minister had dus de evenredigheid van het verlies van de Nederlandse nationaliteit moeten beoordelen. 

Conclusies

De rechtbank verklaart het beroep gegrond en vernietigt het besluit op bezwaar. De minister moet in een nieuw besluit alsnog de evenredigheid van het verlies van de Nederlandse nationaliteit beoordelen. De uitspraak van vandaag betekent dus niet dat eiseres zonder meer die nationaliteit terugkrijgt.

Uitspraken