Laden...

Negen jaar gevangenisstraf voor doodsteken partner

Dit is een afdruk van een pagina op Rechtspraak.nl. Kijk voor de meest actuele informatie op Rechtspraak.nl (http://www.rechtspraak.nl). Deze pagina is geprint op 01-01-1970.

Skip Navigation LinksRechtbank Den Haag > Nieuws > Negen jaar gevangenisstraf voor doodsteken partner
Den Haag, 18 december 2020

De rechtbank in Den Haag heeft vandaag aan een 32-jarige Poolse vrouw een gevangenisstraf van negen jaar opgelegd voor het doodsteken van haar partner. Op 19 februari 2019 trof de politie in de Haagse woning van de vrouw het levenloze lichaam aan van haar eveneens Poolse vriend. Het slachtoffer bleek met een mes in de borst te zijn gestoken.

​Verklaringen

Volgens de vrouw had het slachtoffer haar bij een heftige ruzie met het hoofd tegen de muur gebonkt, waarna zij in de keuken naar een mes had gegrepen. Later verklaarde ze dat hij op haar af was gekomen en zelf in het mes was gelopen.  De rechtbank vindt echter op grond van haar eerste verklaringen en telefoongesprekken die zij kort na de ruzie met twee getuigen heeft gevoerd, bewezen dat zij de man met het mes heeft gestoken. In die verklaringen en telefoongesprekken heeft zij het er niet over gehad dat haar partner zelf in het mes was gelopen. De rechtbank vindt het moeilijk voorstelbaar dat zij dit niet meteen zou hebben verklaard. Bovendien heeft ze bij haar verhoren laten zien dat zij met een mes een stekende beweging in de richting van het slachtoffer had gemaakt.

Beroep op noodweer en noodweerexces

Op de zitting heeft de vrouw een beroep op noodweer gedaan. De rechtbank neemt aan dat er tegen haar geweld is gepleegd en vindt dat zij zich mocht verdedigen maar dat rechtvaardigt niet dat zij haar partner met een mes in de borst stak. Ook wijzen de verklaringen van de vrouw er niet op dat zij als gevolg van een hevige gemoedsbeweging heeft gestoken en er daarom sprake is geweest van noodweerexces.

Volledig toerekeningsvatbaar

De rechtbank rekent het de vrouw aan dat zij de ruzie, in het bijzijn van haar zoontje, telkens heeft voortgezet en zij niet direct de hulpdiensten heeft ingeschakeld. Hoewel er bij de vrouw een stoornis in het gebruik van cannabis en alcohol is vastgesteld, is niet gebleken dat deze stoornis van invloed is geweest op het delict. De vrouw wordt daarom volledig toerekeningsvatbaar geacht.  Zij heeft een groot en onherstelbaar leed toegebracht aan de nabestaanden. Ook voor de samenleving is dit feit schokkend. Rekening houdend met straffen die in vergelijkbare zaken worden opgelegd, heeft de rechtbank de vrouw veroordeeld tot een gevangenisstraf van 9 jaar. Aan de moeder van het slachtoffer is een vergoeding voor affectieschade toegekend.

Uitspraken