De officier van justitie verwijt Ron niet dat Dunya door zijn toedoen gewond is geraakt, maar wel dat hij in het Westlandse dorp voor gevaar op de weg heeft gezorgd. Daarom zit hij vandaag ook voor de kantonrechter, die zich buigt over lichte strafbare feiten, zoals verkeersovertredingen. Licht of niet, de kantonrechter heeft wel een harde noot te kraken. ‘Wat wilt u erover vertellen?’, vraagt kantonrechter Braam. Ron antwoordt: ‘Ik heb Dunya voor de deur afgezet. Ze stapte zelf uit. Ik heb nog even in alle spiegels gekeken en ben voorzichtig doorgereden. Toen ik in de achteruitkijkspiegel keek, zag ik dat iemand was gevallen, maar ik realiseerde mij niet dat het Dunya was. Later drong het tot mij door en ben ik gelijk gestopt. Ik ben toen uitgestapt. Inmiddels was ze al naar binnen gegaan. Ik vroeg wat er aan de hand was en haar moeder vertelde dat Dunya met haar haren klem had gezeten en was meegetrokken.’