De rechter oordeelt allereerst dat de minister niet verplicht was om de in 2016 verleende vergunning voor het vervoer van F-35-onderdelen nu, in verband met het conflict tussen Hamas en Israël, opnieuw te toetsen aan de criteria waaraan is getoetst in 2016. Wel was de minister verplicht om te bezien of aan de levering van de F-35-onderdelen aan Israël een einde gemaakt zou moeten worden. Dat heeft de minister ook gedaan.
De rechter beoordeelt daarna of de minister in redelijkheid heeft kunnen komen tot haar beslissing om niet in te grijpen en de vergunning in stand te laten. Daarbij moet de rechter zich terughoudend opstellen. De afwegingen die de minister maakt zijn in sterke mate van politieke en (andere) beleidsmatige aard en de rechter moet de minister daarin een ruime mate van vrijheid laten.
De rechter komt tot de conclusie dat de minister de relevante belangen heeft afgewogen en in redelijkheid tot haar afwegingen en handelwijze kon komen. De door Oxfam Novib gevorderde voorzieningen met betrekking tot de uit- en doorvoer van F-35-onderdelen naar Israël worden afgewezen.