De rechtbank oordeelt dat de politie en het Openbaar Ministerie gelet op de destijds beschikbare informatie adequaat hebben gehandeld. Hoewel er kanttekeningen kunnen worden geplaatst bij de dreigingsinschatting van de autoriteiten in mei 2019 dat de sportschoolhouder niet (vuur)wapengevaarlijk zou zijn, is toen niet gebleken dat de sportschoolhouder daadwerkelijk geweld had gepleegd of had doen plegen.
Maar ook als de rechtbank met de curator zou vinden dat het risico in mei 2019 te laag is ingeschat en de Staat toen zwaardere maatregelen had moeten nemen, is het de vraag of er dan op het moment van de aanslag, in november 2019, nog steeds zodanig strenge maatregelen van kracht zouden zijn geweest dat de aanslag niet zou zijn gepleegd. Een zodanig langdurig en hoog beveiligingsniveau zou alleen vereist zijn als er tussen mei en november 2019 signalen waren binnengekomen dat het risico op levensbedreigend geweld richting de curator reëel bleef. Dat die signalen zijn binnengekomen, is niet vast komen te staan.
De rechtbank oordeelt daarom dat de Staat niet aansprakelijk is voor de geleden schade en wijst de vorderingen van de curator af.