De verdachte zegt geen herinneringen te hebben aan 7 maart 2024, behalve dat het 'mistig in zijn hoofd' was. De rechtbank heeft kunnen vaststellen dat hij op die dag om 06:13 uur de woning van zijn ouders, gelegen aan de Dalfsenstraat, heeft verlaten. Hij heeft uit de woning twee messen en een baksteen meegenomen. Na het verlaten van de woning van zijn ouders heeft hij zijn telefoon vervolgens op het balkon van een andere woning neergelegd. Daarna heeft hij in het Zuiderpark gewacht totdat zijn voormalige buren, rond 8:00 uur, in hun auto waren gestapt en heeft toen toegeslagen. Hij heeft eerst een steen tegen de auto gegooid, daarna het portier geopend en de vrouw in haar buik gestoken. Nadat de buurman is uitgestapt heeft hij hem in zijn kaak gestoken, waarna hij de vrouw nogmaals heeft gestoken. Daarna is hij weggerend en heeft hij het mes in een prullenbak gegooid.
De verdachte heeft volgens de rechtbank voldoende tijd en gelegenheid gehad om na te denken over zijn voorgenomen daad. Hij handelde weliswaar onder invloed van een psychische stoornis maar heeft doelbewust gehandeld. De rechtbank oordeelt dat wettig en overtuigend is bewezen dat de man met voorbedachte raad heeft gehandeld. De moord en poging tot moord zijn wettig en overtuigend bewezen.