Op 30 april 2024 werd in een Telegramgroep onder de gebruikersnaam van de verdachte een video gedeeld die de verdachte op dezelfde dag van zichzelf heeft gemaakt. Daarin was te zien dat hij boos was over een nieuwsartikel waaruit blijkt dat in Nederland geprobeerd was een opleiding tot imam op te zetten. Ook plaatste dezelfde gebruiker diverse berichten in de Telegramgroep waaronder de berichten waarin hij zegt dat hij graag een “genocide aanval" op een moskee wil plegen maar dat niet in zijn eentje wil doen. De verdachte heeft verklaard deze berichten niet te hebben geplaatst. Hij meent dat iemand anders onder dezelfde gebruikersnaam actief moet zijn geweest.
De rechtbank vindt die verklaring niet aannemelijk. De inhoud van de berichten geplaatst onder de gebruikersnaam van de verdachte, waaronder de genoemde uitspraak, sluit naadloos aan op de strekking van zijn boodschap op de video. De rechtbank concludeert dat de verdachte zelf de bewuste teksten heeft gedeeld en dat hij de leden van de Telegramgroep daarmee heeft opgeroepen om samen met hem een ernstig geweldsmisdrijf zoals moord te plegen. Hij had het daarbij gemunt op de moslimgemeenschap met de bedoeling om hen ernstige vrees aan te jagen. De rechtbank vindt dit opruiing tot een terroristisch misdrijf.