De rechtbank oordeelt dat de chauffeur aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend heeft gereden. De verdachte heeft verklaard het slachtoffer op het kruispunt stil te hebben zien staan. Voordat hij met zijn vrachtwagen optrok, had hij zich van de positie van het slachtoffer moeten vergewissen. De verdachte had de gelegenheid om de vereiste voorzichtigheid in acht te nemen. Dat hij dit niet heeft gedaan, rekent de rechtbank hem aan.
Het handelen van de verdachte heeft tot de tragische dood van het slachtoffer geleid. Daarmee is onherstelbaar leed toegebracht aan de nabestaanden. De moeder en oma van het slachtoffer hebben op de zitting indringende verklaringen afgelegd wat het verlies van hun kind en kleinkind voor hen, andere familieleden en dierbaren betekent. De rechtbank realiseert zich dat voor de nabestaanden met geen enkele straf recht zal kunnen worden gedaan aan het immense verdriet dat ze ondervinden.
De rechtbank weegt anderzijds mee dat ook de verdachte de noodlottige gevolgen van zijn verkeersgedrag vanzelfsprekend niet heeft gewild. Hij heeft op de zitting berouw getoond en heeft op invoelbare wijze verklaard dat de dood van het slachtoffer een grote impact op hem heeft gehad en nog steeds heeft. Ook zijn leven zal, net als dat van de nabestaanden, nooit meer hetzelfde zijn.
De rechtbank legt 240 uur taakstraf op en een ontzegging van de rijbevoegdheid van 12 maanden.