Op de bewuste dag werd de verdachte rond middernacht gebeld door een vriend, die hem vroeg om mee te gaan naar Den Haag. Ze zijn samen met een auto naar de Steijnlaan in Den Haag gereden. Tijdens de rit vroeg de vriend om de aansteker van de verdachte. Toen zij in Den Haag arriveerden zijn ze beiden uit de auto gestapt en heeft de verdachte een PET-flesje met daarin een vloeistof - dat zoals later bleek benzine was - aan zijn vriend gegeven. De vriend heeft vervolgens de inhoud van het flesje in de brievenbus van de woning aan de Steijnlaan gegoten. Een ogenblik later zag de verdachte dat de vriend een Cobra 6 uit zijn zak haalde en deze met de aansteker aanstak. Het vuurwerk ontplofte vrijwel direct in de handen van de vriend waardoor hij ernstig gewond raakte en later aan zijn verwondingen is overleden.
Het Openbaar Ministerie (OM) vindt niet dat de verdachte actief en bewust heeft samengewerkt met zijn vriend om de ontploffing met levensgevaar en de poging tot brandstichting teweeg te brengen. Er is dus volgens het OM geen sprake van medeplegen. Wel vindt het OM dat de verdachte behulpzaam is geweest en daarmee schuldig is aan medeplichtigheid. Het OM eiste een celstraf van 360 dagen, waarvan 303 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 240 uur.