De rechtbank veroordeelt de man tot een gevangenisstraf van 11 jaar, met aftrek van de tijd die hij in voorarrest heeft gezeten. De rechtbank rekent de man aan dat hij het slachtoffer het meest fundamentele recht waarover de mens beschikt heeft ontnomen: het recht op leven. Ook bracht dit voor de nabestaanden van het slachtoffer onherstelbaar leed en verdriet. Leven met de wetenschap dat het slachtoffer nooit meer terugkomt doet veel pijn.
Naast het brengen van persoonlijk leed, schokt een dergelijke doodslag de rechtsorde ernstig en zorgt het ook buiten de directe omgeving van het slachtoffer angst en gevoelens van onveiligheid.