De rechtbank vindt bewezen dat de vrouw de man met een vooropgezet plan doodde. Zij kocht een week voor de moord met haar bankpas een bijl en uit onderzoek bleek dat de verwondingen bij het slachtoffer beter passen bij een statische positie van het hoofd van de man (weinig beweging) dan bij een dynamische positie (het hoofd of lichaam in beweging).
In combinatie met het vroege tijdstip en de locatie van overlijden, de slaapkamer, leidt de rechtbank af dat de man in een statische positie in bed lag op het moment dat de vrouw hem sloeg met de bijl. Dit past het best bij het scenario dat de man op dat moment sliep.
De rechtbank vindt dat de vrouw voldoende tijd had om na te denken over het besluit om het slachtoffer om het leven te brengen en de gevolgen daarvan. Van contra-indicaties, die erop duiden dat ze handelde in een hevige gemoedsopwelling, is niet of onvoldoende gebleken.