Kijkend naar de aard en de ernst van het feit kan niet worden volstaan met een andere straf dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank houdt bij het bepalen van de hoogte van de straf rekening met de straffen die destijds (in 2006) voor doodslag werden opgelegd en verder met straffen die in soortgelijke zaken (het doden van een eigen kind kort na de geboorte) worden opgelegd.
De rechtbank ziet geen reden om in strafmatigende zin rekening te houden met het feit dat sinds het delict bijna 19 jaren zijn verstreken. De rechtbank gaat uit van gesimuleerd geheugenverlies. De vrouw had eerder verantwoordelijkheid kunnen nemen voor haar handelen. Daarmee is het aan de vrouw zelf te wijten dat zij pas nu de consequenties van haar daad moet ondervinden.
De rechtbank komt tot een hogere straf dan de eis van de officier van justitie, omdat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 4 jaar volgens de rechtbank onvoldoende recht doet aan de ernst van het feit. Daarom legt de rechtbank een gevangenisstraf van 5 jaar op met aftrek van de tijd die de vrouw in voorarrest zat.