Beide piloten zeggen niet te weten dat er heroïne in de koffers zat. Hadden de piloten wetenschap van de inhoud van de koffers, dan maakten ze zich schuldig aan opzettelijk uitvoeren, vervoeren en bezitten van heroïne.

De rechtbank oordeelt dat het, gelet op het bewijs, niet anders kan zijn dan dat de piloten wisten dat zij iets illegaals aan het vervoeren waren. De rechtbank kan alleen niet vaststellen dat zij ook wisten dat het specifiek heroïne betrof. Maar door de koffers in een hotel aan te nemen en deze zonder controle op de inhoud in het vliegtuig te laden en naar het buitenland te vliegen, hebben zij bewust het risico genomen dat de koffers heroïne zouden bevatten. Dat zij dachten dat het zou gaan om documenten, legale zaken dus, vindt de rechtbank gelet op het bewijs volstrekt onaannemelijk.

De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van 5 jaar. Bij de bepaling van de op te leggen straf heeft de rechtbank de landelijke oriëntatiepunten als uitgangspunt genomen. De hoogte van de straf hangt af van de hoeveelheid drugs. In geval van uitvoer van meer dan 20 kilogram heroïne luidt het oriëntatiepunt een gevangenisstraf van 5 jaar. De hoeveelheid van 60 kilo geeft de rechtbank aanleiding naar boven af te wijken.

Datzelfde geldt voor de omstandigheid dat de piloten gebruik hebben gemaakt van de betrekkelijke zwakte van het toezicht op een klein vliegveld voor de export van heroïne.  Alles afwegende, vindt de rechtbank een gevangenisstaf van 6 jaren passend en geboden. Met het opleggen van een hoge straf moet ook voor iedereen, zeker in de luchtvaartwereld, duidelijk zijn dat dit gedrag grote strafrechtelijke risico’s met zich brengt.