Op 20 mei 2021 waren actievoerders vanwege een protest op een gesloten bouwterrein. Ze klommen in een bouwkraan van 40 meter hoog, ketenden zich daar aan elkaar en aan de kraan vast. Ook stonden leden van de actiegroep op een 6 meter hoog dak van een bouwkeet.
Door de protestactie hebben de werkzaamheden van het bedrijf uren stil gelegen. Daarbij weigerden deze leden van de groep vrijwillig te vertrekken en moest de politie ingrijpen door de actievoerders 1 voor 1 van grote hoogte naar beneden te brengen.

De actievoerders verklaarden dat zij op het terrein aanwezig waren voor een demonstratie. De advocaat van de groep deed een beroep op het recht op vrijheid van meningsuiting en vrijheid van demonstratie. Hier gaat de politierechter echter niet in mee.

Door op deze manier actie te voeren, en te weigeren vrijwillig te vertrekken, hebben de actievoerders een situatie gecreëerd waarin de politie niet anders kon dan ingrijpen. De politierechter is daarbij van oordeel dat de politie gepast heeft gehandeld.

Volgens de politierechter is het recht op vrijheid van meningsuiting en op demonstratie is een groot goed. Echter, door op deze manier aandacht te vragen voor een onderwerp dat de groep en de actievoerders belangrijk vinden, overschrijden ze een grens. Daarbij bracht het naar beneden brengen van de actievoerders risico’s met zich mee, was de sleutel van de hijskraan door de actie onvindbaar en was de kraanlift onklaar gemaakt. Ook dit rekent de politierechter de actievoerders aan.

Bij het bepalen van de straf ziet de politierechter geen aanleiding om onderscheid te maken voor de verschillende personen. Iedereen had een eigen rol in de actie. Maar het is een gezamenlijke actie geweest, van begin tot eind. De politierechter volgt de officier van justitie in zijn eis en legt een geldboete en een voorwaardelijke gevangenisstraf op. Met als stok achter de deur 2 jaar proeftijd voor het voorwaardelijke gedeelte van de straf.