De rechtbank kijkt ook naar straffen die in vergelijkbare zaken zijn opgelegd. Bij een verkrachting met een beperkte mate van dwang geldt als uitgangspunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 24 maanden. Bij verkrachting met geweld is het uitgangspunt 36 maanden. De rechtbank beoordeelt dat het gebruikte geweld in deze zaak leidt tot een straf die tussen beide uitgangspunten in ligt. Een onvoorwaardelijke celstraf van 30 maanden is volgens de rechtbank passend. Daarmee wijkt de rechtbank af van de eis van de officier van justitie. Die eiste 18 maanden cel, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar.