Tussen mei 2017 en november 2019 maakte de vrouw via sociale media en openbare websites het slachtoffer herhaaldelijk 'zwart', zowel persoonlijk als professioneel. Het slachtoffer maakte meerdere keren duidelijk aan de vrouw dat hij dit niet wilde. Toch ging zij hier mee door. 

Uit de berichten van het slachtoffer aan de politie wordt duidelijk en invoelbaar dat hij zich hierdoor ernstig beschadigd en benadeeld voelde. De rechtbank vindt dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de vrouw zich door dit handelen schuldig maakt aan belaging. De rechtbank oordeelt daarnaast dat het plaatsen van dergelijke berichten niet anders kan worden geïnterpreteerd dan dat de vrouw opzettelijk de eer en goede naam van het slachtoffer wilde aanranden. Daarmee maakt de vrouw zich ook schuldig aan smaad.

De rechtbank houdt er bij de strafbepaling onder meer rekening mee dat de vrouw eerder voor soortgelijke delicten is veroordeeld. Verder weegt de rechtbank mee dat de persoonlijkheidsproblematiek van de vrouw volgens de reclassering de afgelopen jaren minder lijkt te zijn geworden. Ze is een kwetsbare vrouw is die in de afgelopen jaren een stabiel gestructureerd leven heeft weten op te bouwen. Daarnaast houdt de rechtbank rekening met het tijdsverloop. 

De gevorderde materiële schade en de proceskosten worden afgewezen. De rechtbank vindt deze vordering onvoldoende onderbouwd. De rechtbank wijst de gevorderde immateriële schade tot een bedrag van 750 euro toe, omdat het slachtoffer maandenlang forse psychische klachten en onrust heeft ervaren door toedoen van de vrouw.