Anders dan de officier van justitie oordeelt de rechtbank dat op basis van de beschikbare informatie het vereiste wettige bewijs ontbreekt. Op basis van uitgekeken camerabeelden uit de buurt kan namelijk niet met zekerheid worden vastgesteld dat alleen de vrouw en het slachtoffer bij de woning aanwezig zijn geweest op het moment dat het slachtoffer is gestoken. Daarnaast levert de afgeluisterde uitlating die de vrouw in de gevangenis tegenover haar zoon zou hebben gedaan geen bewijs op. Deze uitlating is niet eerder gehoord en de politieagent heeft benoemd dat hij die uitlating ‘denkt’ te horen.
Verder is niet vastgesteld met welk voorwerp het slachtoffer is gestoken. Doordat de in de woning aangetroffen messen niet naar het NFI zijn opgestuurd voor verder onderzoek, kan geen eventuele link worden gelegd tussen die messen en de steekwond. Ten slotte is in de tuin een handdoek met bloedsporen en een opgedroogde slijmerige substantie aangetroffen. Omdat niet is onderzocht wat het celmateriaal in die substantie is, kan bijvoorbeeld niet worden vastgesteld of er rechtstreeks contact is geweest tussen de handdoek en het mogelijk gehanteerde steekwapen.