De man sloeg op 26 september 2019 in Arnhem het slachtoffer 11 keer met gebalde vuist hard op het hoofd/in het gezicht geslagen. Het slachtoffer lag toen met zijn hoofd op de stoep, dus op een harde ondergrond. Het slachtoffer liep hierdoor onder meer een gebroken oogkas en een hersenschudding op. Ook raakte hij 1 of meerdere keren in een kortdurende coma.

Bij dergelijk geweld is er een aanzienlijke kans op een dodelijke afloop. De rechtbank oordeelt dat de man die kans bewust heeft aanvaard. De rechtbank vindt daarom een poging tot doodslag bewezen.   

De rechtbank verwerpt het beroep op noodweer/noodweerexces. Volgens de rechtbank is onder meer het gebruik van een mes door het slachtoffer niet aannemelijk geworden.

De straf die de rechtbank aan de man oplegt is gelijk aan de eis van de officier van justitie. De rechtbank houdt er bij de straf rekening mee dat de man verminderd toerekeningsvatbaar moet worden geacht. Daarbij kijkt ze naar de bij de man vastgestelde stoornissen. Daarnaast houdt de rechtbank er rekening mee dat de man voor het incident door het slachtoffer  is achtervolgd, verbaal bedreigd en uitgescholden.

De rechtbank oordeelt dat aan de voorwaardelijke gevangenisstraf bijzondere voorwaarden moeten worden verbonden, om herhaling van strafbare feiten in de toekomst te voorkomen.
Zo heeft de man een meldplicht bij de reclassering en moet hij zich laten begeleiden door een maatschappelijke instelling. Ook moet de man begeleid wonen. Verder geldt een gedragsinterventie en een contactverbod met het slachtoffer.

Deze bijzondere voorwaarden gaan meteen in, ook als verdachte in hoger beroep gaat.

Tot slot wijst de rechtbank wijst de vorderingen tot schadevergoeding van de slachtoffers gedeeltelijk toe. De man moet ruim 5.500 euro aan het slachtoffer betalen