In het voorstel was voor beide mannen een iets lagere gevangenisstraf opgenomen, van respectievelijk 34 en 24 maanden. Daarbij was echter nog een marge overeengekomen van respectievelijk 3,5 en 2,5 maanden. Het OM en de advocaten spraken af dat als de door de rechtbank een straf zou opleggen die weliswaar hoger zou zijn dan de afspraak maar die nog binnen die marge blijft, de broers en de officier van justitie daar ook mee akkoord zouden gaan, dat dan ook geen verdere zitting nodig zou zijn en geen hoger beroep zou worden ingesteld.
Kijkend naar de ernst van de delicten vindt de rechtbank de straf die was voorgesteld te laag, maar oordeelt dat de straf bij verhoging tot 37,5 en 26,5 maanden - in combinatie met de boetes – wel hieraan voldoende recht doet. Daarmee blijft de uitspraak van de rechtbank dus binnen de kaders van de procesafspraken.