De delicten - die de man grotendeels bekent - speelden zich af tegen de achtergrond van huiselijk geweld tegen zijn ex-partner, de moeder van zijn kinderen. De dochter van de man en het slachtoffer was getuige van het gewelddadige gedrag van haar vader tegen haar moeder. Ook de toenmalige schoonmoeder zag hoe de man zijn ex-partner bedreigde en zich schuldig maakte aan huisvredebreuk.

De rechtbank vindt dat sprake is van ernstige delicten die zorgen voor gevoelens van angst en onveiligheid. Uit de slachtofferverklaring bleek dat het slachtoffer zich in de tijd dat de man in voorlopige hechtenis verbleef, zich voor het eerst in een lange tijd veilig voelde. 

Het Pieter Baan Centrum (PBC) stelde bij de man verschillende stoornissen vast. Deze stoornissen waren ook aanwezig tijdens de delicten. De rechtbank concludeert dat bij de man sprake was van verminderde toerekeningsvatbaarheid en daarmee houdt ze rekening bij de strafbepaling. 

De man krijgt een gevangenisstraf van 480 dagen, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht. De rechtbank vindt daarnaast een langdurige en intensieve behandeling van de stoornissen van de man nodig om herhaling in de toekomst te voorkomen. Deze behandeling moet worden vormgegeven in een tbs-maatregel met voorwaarden, zoals ook door het PBC en de reclassering is geadviseerd.

De officier van justitie gaf tijdens de zitting aan dat de man is geaccepteerd bij De Woenselse Poort en daar op de wachtlijst staat, maar dat nog geen opnamedatum bekend is. Volgens de rechtbank is het onwenselijk dat de man in vrijheid wordt gesteld op het moment dat zijn detentie eindigt en nog geen plek in een kliniek beschikbaar is. De man zal - zonder de juiste behandeling - vermoedelijk niet in staat zijn om zich te houden aan de gestelde voorwaarden. De rechtbank vindt daarom dat hij in een overbruggingsvoorziening moet verblijven, wanneer aansluitend aan zijn gevangenisstraf nog geen plaats is bij De Woenselse Poort of een soortgelijke instelling. 

De man moet zich verder aan een groot aantal voorwaarden houden, zoals meewerken aan reclasseringstoezicht, begeleid wonen, ambulante behandeling, een middelenverbod en dagbesteding, meewerken aan schuldhulpverlening en een reisverbod. Ook legt de rechtbank een contact- en locatieverbod op.