Vaststaat dat de man zijn vriend heeft gedood. De rechtbank beoordeelt vervolgens of de man handelde met voorbedachte raad. Met andere woorden: of verdachte schuldig is aan moord.
De rechtbank stelt vast dat de man op zichzelf voldoende tijd had om na te denken over het besluit om zijn vriend te doden. Zijn handelingen voorafgaand aan de steekpartij kunnen aanwijzingen zijn voor een vooropgezet plan. Volgens de rechtbank zou dit gedrag echter evengoed kunnen passen bij het handelen in een waan of hevige gemoedsopwelling, ingegeven door stemmen. Al met al ziet de rechtbank aanwijzingen dat sprake was van een hevige gemoedsopwelling en geen vooropgezet plan. De rechtbank komt daarom niet tot een bewezenverklaring van moord, maar wel tot een bewezenverklaring van doodslag.