De pleegouders, pleegzussen en de biologische moeder van het slachtoffer dienden een verzoek tot schadevergoeding in. De pleegouders hebben per persoon 20 duizend euro aan affectieschade gevorderd en per persoon 10 duizend euro aan schokschade. De rechtbank wijst dit toe. De pleegzussen vorderen elk 10 duizend aan schokschade. De rechtbank wijst ook deze bedragen toe.
De biologische moeder vorderde 100 euro aan reis- en telefoonkosten, 17.500 euro aan affectieschade en 25 duizend euro aan smartengeld namens haar dochter. De rechtbank verklaart de biologische moeder niet-ontvankelijk in haar vordering, omdat over deze posten te veel onduidelijkheid bestaat en dit een onevenredige belasting van het strafproces oplevert. Ze kan nog wel naar de burgerlijke rechter stappen voor een schadevergoeding.