De volgende vraag die de rechtbank moet behandelen is of het handelen van de 34-jarige man, het inrijden en in de sloot duwen een poging tot doodslag, een poging tot zware mishandeling of een mishandeling oplevert. Uit niets blijkt echter dat hij tijdens het bedienen van de shovel het doel voor ogen heeft gehad om de slachtoffers te doden. Er is daarom geen sprake van opzet op de dood.
Uit de letselverklaring volgt dat er zeker een kans is geweest dat de slachtoffers om het leven waren gekomen. Maar voor een poging tot een doodslag is 'een voorzienbare kans' niet voldoende. Het moet gaan om een 'aanmerkelijke kans'. Dat is een grotere kans dan een voorzienbare kans - zoals vereist bij het eerste feit, het vernielen van het voertuig -. Hoewel er zeker sprake is geweest van zeer gevaarlijk gedrag en ook van een kans op levensgevaar, is die kans niet zo groot geweest dat deze naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is. De rechtbank spreekt de 34-jarige man daarom vrij van de poging doodslag.