De rechtbank rekent het de man aan dat hij geweld toepaste op een kwetsbaar slachtoffer. Hij bracht haar in een uiterst beangstigende situatie en schond haar lichamelijke integriteit. De gedragingen, het tijdstip en de plek hebben voor de jonge vrouw de begrijpelijke vrees doen ontstaan dat zij zou worden aangerand en verkracht.
De rechtbank vindt poging verkrachting echter niet bewezen en spreekt de man daarvan vrij. Er kan met onvoldoende zekerheid worden vastgesteld waarop het handelen van de man was gericht. Hoewel de uiteindelijke intentie van de man niet kan worden vastgesteld, oordeelt de rechtbank dat uit de handelingen van de man hoe dan ook blijkt dat hij kwade bedoelingen had. Daarbij zijn de handelingen op zichzelf al ernstig en grensoverschrijdend.