Op 10 februari van dit jaar vond er een explosie plaats aan de Brucknerstraat in Zutphen. Na deze explosie kwamen de twee mannen bij de politie in beeld. De rechtbank oordeelt dat op basis van het dossier - waaronder getapte telefoongesprekken - niet bewezen kan worden dat de 29-jarige of de 38-jarige man het vuurwerk aan de Brucknerstraat hebben geplaatst. Uit het dossier wordt niet duidelijk of en zo ja welke rol deze mannen zouden hebben gehad bij de explosie. Allereerst blijkt uit het tapgesprek van 27 maart 2024 - waarin wordt gesproken over het plaatsen van een bom - niet dat wordt gesproken over de explosie aan de Brucknerstraat. Uit de bewijsmiddelen volgt verder niet dat de mannen nauw en bewust hebben samengewerkt met de persoon die het vuurwerk aan de Brucknerstraat plaatste. De mannen worden daarom vrijgesproken van betrokkenheid bij het veroorzaken van die explosie.
Volgens het Openbaar Ministerie waren de 29-jarige man uit Doetinchem en een derde man, een 36-jarige man uit Zutphen, ook betrokken bij een (uitlokking van een) poging tot het veroorzaken van een explosie dan wel brandstichting. Voor een strafbare poging is onder andere vereist dat er sprake is van een begin van de uitvoering van het misdrijf. Volgens de rechtbank is daar geen sprake van. Ze spreekt de mannen daarom vrij van dit feit. De 36-jarige man werd ook verweten zich schuldig te hebben gemaakt aan voorbereiding van dit feit, omdat hij ter voorbereiding van het veroorzaken van een explosie en/of brandstichting aanmaakblokjes, vast getapet aan een zak briketten en een blok klei in bezit had. Volgens de rechtbank kan niet worden bewezen dat deze spullen kennelijk bestemd waren tot het begaan van het veroorzaken van een explosie dan wel brandstichting en dat hij de spullen ook niet zo heeft gebruikt dat het zijn doel was om daarmee een explosie te veroorzaken dan wel brand te stichten. De rechtbank spreekt hem daarom ook van dit feit vrij.