De mannen voerden via WhatsApp een gesprek, waarin de ene man aan de andere vroeg of hij een 3D-printer in de woning van die man mocht zetten. Volgens de rechtbank wordt in andere berichten tussen hen (versluierd) gesproken over het 3D-printen van onderdelen van wapens.
De rechtbank vindt op basis hiervan bewezen dat het duo niet alleen over de aangetroffen wapenonderdelen beschikte, maar ook dat zij ook degenen waren die ze hebben gemaakt.