De mannen gebruikten op 20 juli 2024 in Nijmegen samen geweld door het ene slachtoffer te duwen en beide slachtoffers tegen het gezicht te slaan. De rechtbank vindt dit bewezen, omdat dit blijkt uit de aangiftes, de beschrijving van de camerabeelden en de verklaringen van de mannen tijdens de rechtszaak. Zij verklaarden namelijk beiden dat ze iemand hadden geslagen. Volgens hun advocaat kon niet worden bewezen dat de mannen één van de slachtoffers hebben geslagen, omdat een onbekend gebleven persoon dat slachtoffer zou hebben geslagen. De rechtbank oordeelt dat dit wel bewezen kan worden op grond van de beschrijving van de camerabeelden.

De reclassering adviseerde voor beide mannen het volwassenenstrafrecht toe te passen. Daarbij adviseerde ze een straf zonder bijzondere voorwaarden.

De rechtbank veroordeelt de mannen tot een taakstraf van 150 uur en een van de mannen krijgt daarnaast een gevangenisstraf van drie dagen met aftrek van het voorarrest. De rechtbank vindt het passend dat de ene man een hogere straf krijgt vanwege zijn strafblad.

Een van de slachtoffers diende een vordering tot schadevergoeding in, maar de mannen hoeven geen vergoeding te betalen. Uit het dossier blijkt volgens de rechtbank dat het slachtoffer in die bewuste nacht niet alleen door de mannen uit Oss is geslagen. Een onbekend gebleven persoon sloeg het slachtoffer ook en uit het dossier en tijdens de rechtszaak bleek niet dat tussen de mannen uit Oss en de onbekend gebleven persoon sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking. Op grond van de vordering en op grond van het voorgaande kan de rechtbank - zonder verder onderzoek - niet vaststellen dat de gevorderde schade van het slachtoffer het rechtstreekse gevolg is van ruzie tussen de mannen uit Oss en het slachtoffer.

De vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijk straf van een van de mannen wordt niet-ontvankelijk verklaard door de rechtbank, omdat niet is voldaan aan de formele vereisten. De officier van justitie en de advocaat vonden dat ook.