De rechtbank vindt – net als de officier van justitie en de advocaat van de man – dat niet bewezen kan worden dat de man in dit specifieke geval in strafrechtelijke zin ‘schuld’ heeft aan het fietsongeluk.
De vraag die overbleef, is of de man – door zijn hond los te laten lopen – veroordeeld moest worden voor het veroorzaken van gevaar of hinder. Volgens de rechtbank is dit niet het geval. Voor een veroordeling hiervoor moet sprake zijn van concreet gevaarzettend gedrag of hinder. De rechtbank overweegt dat het fietsen met een loslopende hond in een gebied waar dat is toegestaan, niet per definitie gevaarlijk is. Daarbij was de hond ook gewend om los te lopen. De rechtbank vindt het kortstondig uit het oog verliezen van zijn hond – in dit specifieke geval en onder deze omstandigheden – niet een handeling waar artikel 5 van de Wegenverkeerswet voor bedoeld is. De rechtbank spreekt de man daarom vrij van alle verdenkingen.