De officier van justitie eiste een werkstraf van 180 uur, waarvan 100 uur voorwaardelijk en een proeftijd van 3 jaar met een reclasseringstoezicht. De militaire kamer gaat niet mee in deze eis, omdat zij denkt dat een kortere proeftijd voldoende is voor de man om samen met de reclassering zijn leven weer op de rit te krijgen. Hierbij weegt mee dat hij op eigen initiatief een agressietraining volgde en deze met positief resultaat afrondde. Omdat de militaire kamer van oordeel is dat de man de straf vooral moet ‘voelen’, legt zij aan de man een lager voorwaardelijk strafdeel op, dan door de officier van justitie is geëist.