De mannen gooiden 'voor de grap' de bom op de legeringskamer van collega-militairen. De bedoeling was hen te laten schrikken, maar de collega's gooiden de bom terug op de gang en bleven op korte afstand daarbij staan. Daar ontplofte de bom vervolgens, met ernstige gehoorschade bij de 2 collega-militairen tot gevolg.

De militaire kamer verwijt de mannen dat zij een bom hebben gefabriceerd die volgens proeven van het NFI geschikt is om directe blijvende gehoorschade te veroorzaken. Door de bom in de buurt van andere militairen te gooien, hebben zij ook daadwerkelijk ernstige gehoorschade veroorzaakt bij 2 collega-militairen. Omdat niet kan worden bewezen dat het duo de bedoeling hadden deze gehoorschade bij hun collega's toe te brengen, worden zij vrijgesproken van het opzettelijk toebrengen van dat letsel. Voor het maken van de bom en tot ontploffing brengen daarvan worden zij wel bestraft.

Bij de strafoplegging houdt de militaire kamer rekening met het feit dat de mannen een blanco strafblad hebben en zeer jong waren tijdens het plegen van het feit. Daarnaast verklaarden zij eerlijk over wat er gebeurd. Tijdens de zitting gaven zij bovendien blijk van oprechte spijt. De opgelegde straf is lager dan de eis van de officier van justitie, omdat de militaire kamer tot een andere bewezenverklaring komt en de mannen inmiddels bij Defensie zijn ontslagen. 

Tot slot moeten de mannen forse schadevergoedingen betalen aan de slachtoffers.