Naar aanleiding van een landelijk project in 2016 ('Harvard Field Lab'), ontstond bij de politie het vermoeden dat de familie zich bezighield met criminele activiteiten en witwaspraktijken. Het Openbaar Ministerie (OM) stelde op basis van het politieonderzoek dat de familie in de periode van 1 januari 2013 tot en met 29 oktober 2019 gezamenlijk bijna 4,5 ton meer contant geld uitgaf dan dat zij aan legale inkomsten ontvingen. Volgens het OM was sprake van een negatieve kas, ook wel het onverklaarbaar vermogen genoemd, waarmee de man en de vrouwen zich schuldig zouden hebben gemaakt aan witwassen. 

De rechtbank overweegt dat het bestaan van onverklaarbare vermogen in principe het vermoeden kan vormen dat sprake is van geld dat een criminele herkomst heeft. De rechtbank oordeelt in dit geval dat zij om meerdere redenen niet kan uitgaan van de berekening van dit onverklaarbare vermogen zoals de politie die in dit dossier heeft gemaakt. De politie ging in zijn berekening uit van één gezamenlijke berekening voor de man, zijn ex-partner en zijn moeder. Het maken van één gezamenlijke berekening voor meer personen is alleen mogelijk als de uitgaven van de één ook als uitgaven van de ander kunnen worden gezien. Er moet sprake zijn van één financiële huishouding. De rechtbank oordeelt dat dit - in ieder geval als het gaat om de moeder aan de ene kant en de man en zijn ex-partner aan de andere kant - niet het geval was. Verder kwam in het voorbereidend onderzoek naar voren dat de man en zijn moeder mogelijk meer legale contante inkomsten hadden verdiend met hun bedrijf dan de politie in de berekening had meegenomen.

Dit zou als gevolg hebben dat de rechtbank tot meerdere, geheel nieuwe berekeningen zou moeten komen voor de man en de vrouwen. Bovendien zou het gaan om een ingrijpende en complexe herberekening, mede doordat de legale inkomsten van het bedrijf van de man en zijn moeder in de berekening zijn meegenomen en er bovendien onduidelijkheid bestaat over die inkomsten. Het is niet aan de rechtbank om de berekening zoals die door het OM is aangedragen dusdanig ingrijpend te wijzigen. Het OM had bovendien voldoende gelegenheid om een aangepaste berekening te maken. Daar is het OM door de rechtbank ook uitdrukkelijk toe uitgenodigd. Daar komt bij dat als de rechtbank al een dergelijke herberekening zou maken, deze niet is besproken met de verdachten en het OM, zodat het gebruik voor het bewijs van het resultaat van die berekening in strijd zou zijn met de goede procesorde. Concluderend kan de rechtbank niet vaststellen dat sprake was van onverklaarbaar vermogen en daarmee van witwassen. Zij spreekt de man en de vrouwen daarom hiervan vrij. 

De rechtbank veroordeelt de man wel tot een taakstraf van 180 uur, waarvan 90 uur voorwaardelijk, voor het samen met een ander bezitten van een grote hoeveelheid goederen die bestemd waren voor de grootschalige teelt van hennep. De politie trof de goederen aan naar aanleiding van het onderzoek naar een brand op het bedrijfsterrein van de man op 5 december 2018. De rechtbank ziet af van de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, omdat sprake is van een zeer oude zaak. 

Bij de doorzoeking van de woning van de ex-partner – waar ook de man lange tijd woonde – werden verder twee busjes pepperspray, een patroonmagazijn en vier volmantelpatronen aangetroffen in een keukenkastje. Voor het bezit hiervan legt de rechtbank aan de vrouw een geheel voorwaardelijke geldboete van 750 euro op. Die straf is lager dan gebruikelijk, omdat de zaak pas ruim vijf jaar na de aanhouding van de vrouw is behandeld. Daarmee is de termijn van twee jaar - die redelijk wordt bevonden voor het afdoen van een strafzaak - fors overschreden.

In de woning van de moeder werden ook twee busjes pepperspray gevonden. Daarnaast trof de politie een grote hoeveelheid munitie aan. De moeder zat vanwege (onder meer) deze verdenking al twee dagen in voorlopige hechtenis. Ook in deze zaak is sprake van een forse overschrijding van de voornoemde redelijke termijn van twee jaar. Dit brengt de rechtbank ertoe om geen straf of maatregel meer op te leggen aan de moeder. 

Het OM vorderde verder dat de drie verdachten crimineel verdiend vermogen moesten betalen aan de Staat. De berekening van dat vermogen was dezelfde als die in de witwaszaak. Omdat de rechtbank wegens genoemde redenen afziet van het maken van de herberekening, kan zij ook niet bepalen of en zo ja hoeveel crimineel geld de verdachten zouden hebben verdiend. De rechtbank wijst de vorderingen van het OM daarom af.