Volgens de advocaat van de demonstranten moeten de demonstranten worden ontslagen van alle rechtsvervolging. Dat betekent dat aan hen geen straf kan worden opgelegd. Zij mochten deze delicten plegen in het kader van hun demonstratierecht. De officier van justitie stelde dat dit niet het geval was, omdat het niet om een vreedzame demonstratie ging.
Een grondrecht, zoals het demonstratierecht, is gewaarborgd in de Europese regels voor de rechten van de mens (EVRM). Deze rechten mogen slechts onder bepaalde voorwaarden worden ingeperkt bijvoorbeeld - zoals in dit geval - door bij wet te verbieden dat het eigendom van anderen wordt vernield of onbruikbaar wordt gemaakt. Die beperking moet verder noodzakelijk zijn in een democratische samenleving.
De rechtbank oordeelt dat in dit geval het demonstratierecht mocht worden ingeperkt, ondanks het feit dat het om een vreedzame demonstratie ging, kijkend naar van de schade. Ondanks dat de schade beperkt is gebleven, vindt de rechtbank de gedragingen 'laakbaar'. Er waren bovendien andere manieren om hun demonstratierecht dan wel recht op vrijheid van meningsuiting te uiten, zonder dat daarbij het eigendomsrecht van een ander wordt aangetast.