Volgens de voorzieningenrechter was het niet geloofwaardig dat de bewoonster niet op de hoogte was of kon zijn van de harddrugs en de materialen voor productie in de woning. Gelet op de aangetroffen harddrugs, de goederen om deze harddrugs te vervaardigen en de mogelijkheid dat de productie in de woning deel uitmaakt van crimineel samenwerkingsverband, stelde de burgemeester terecht dat sluiting van de woning noodzakelijk is. De persoonlijke situatie van het minderjarige kind van bewoonster maakt echter dat vooralsnog van een sluiting van de woning moet worden afgezien.
Bewoonster en het kind hebben geen geschikte alternatieve woonruimte in Doetinchem en kunnen op korte termijn alleen tijdelijk terecht bij haar ouders in Brabant. Het kind kampt met ernstige psychische problemen waarvoor hij op korte termijn in Doetinchem wordt behandeld. Een vertrek naar een andere gemeente betekent volgens de hulpverlening dat deze noodzakelijke behandeling niet door kan gaan. Bovendien kan een gedwongen verhuizing leiden tot verergering van de problematiek. Daarbij komt dat, gezien de persoonlijke situatie van het kind, niet van hem kan worden verlangd dat hij na de zomervakantie gedurende 1,5 maand elke dag van Brabant naar Doetinchem moet reizen dan wel dat hij in die periode in een andere gemeente naar school gaat om daarna terug te keren naar Doetinchem.