De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de man aanmerkelijk onvoorzichtig en onachtzaam heeft gehandeld door in een gebied waarvoor een gesloten gebiedsverklaring gold in zijn bus achteruit te rijden en daarbij een nietsvermoedende voetganger heeft aangereden.
De rechtbank oordeelt dat de man meer voorzichtigheid en oplettendheid had moeten hebben dan hij heeft getoond. De man bevond zich tijdens de herdenking op een weg, die op dat moment gesloten was verklaard. De daar aanwezige voetgangers konden afgeleid zijn als gevolg van de parachutisten die naar beneden kwamen. Daarbij komt dat de man geen enkel zicht had naar achteren en zo hard naar achteren is gereden dat getuigen zijn motor hoorden brullen. Hij botste daarbij tegen de vrouw.