De poging tot doodslag rechtvaardigt volgens de rechtbank de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. In dat geval zou de man echter zeer waarschijnlijk zijn werk, woning en de zorg voor zijn kinderen verliezen, waardoor de wrok die hij richting het slachtoffer koestert waarschijnlijk alleen maar toeneemt, met alle risico's van dien. De rechtbank vindt dit dan ook onwenselijk en legt om die reden geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op.