De man is schuldig aan roekeloos rijgedrag door met 145 kilometer per uur door de bebouwde kom te rijden. De geldende maximumsnelheid bedroeg 30 kilometer per uur. De man botste op 15 november 2024 - toen hij uitweek voor een uitparkerende auto - frontaal tegen een hem tegemoetkomende auto. Door de botsing brak de bestuurder van deze auto haar bovenbeen en onderarm. 

De man verklaarde tijdens de zitting dat hij bezig was met hard optrekken, hard rijden en met het inhalen van zijn vrienden in een andere auto. Een spelletje op de weg, noemde hij het.

Dit rijgedrag had grote gevolgen. Kijkend naar de ernst van het delict zou daarom een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend zijn. Aan de andere kant heeft de rechtbank op zitting een jonge, schuldbewuste man gezien zonder strafblad. Hier houdt de rechtbank rekening mee. De rechtbank legt daarom de maximale taakstraf op. Een lagere taakstraf doet geen recht aan de ernst van het feit en de gevolgen ervan voor het slachtoffer.

De rechtbank legt daarnaast een rijontzegging op van 2 jaar, waarvan 1 jaar voorwaardelijk. Voor het voorwaardelijke deel geldt een proeftijd van 3 jaar. Een geheel voorwaardelijke rijontzegging, zoals de officier van justitie eiste, vindt de rechtbank hier niet passend. De rechtbank gaat uit van de zwaarste vorm van schuld en neemt het de man zeer kwalijk dat hij andere verkeersdeelnemers met zijn rijgedrag in gevaar bracht. Dat de man zijn rijbewijs nodig heeft voor zijn werk weegt niet op tegen de ernst van het delict.